decrire quelqu'un

Publié le par nezzarhi

IEMAND BESCHRIJVEN
Geslacht, haarkleur, kleur van de ogen, lengte, een bril dragen, kledingstukken, enz.
DECRIRE QUELQU'UN
Le sexe, la couleur des cheveux et des yeux, la taille, porter des lunettes, des vêtements, etc.
Terwijl u aan de kust wandelt, ziet u plotseling dat uw kind niet langer bij u loopt. Hij/zij is zijn/haar weg kwijt. U richt zich tot een politieagent en beschrijft hem uw kind.
Alors que vous vous promenez à la côte, vous vous rendez compte que votre enfant ne vous suit plus. Il/Elle s’est perdu(e). Vous vous adressez à un agent et lui décrivez votre enfant.
Voici quelques pistes:
  • Het is een jongetje van 6 jaar. / Het is een zesjarig meisje.
  • Hij is 1,10 m groot en vrij dik. Ze is klein en dun.
  • Hij heeft zeer kort, blond haar en blauwe ogen.
  • Ze heeft lang, bruin krulhaar en groene ogen.
  • Ze heeft een paardestaart en draagt oorringen.
  • Hij draagt een bril en een beugel.
  • Ze heeft een blauwe rok met bloempjes aan, een roze t-shirt, een groene trui en sandalen van echt leer.
  • Hij draagt een jeansbroek, een rode trui, een gele pet en hij heeft sportschoenen aan.

Voici les questions et leurs traductions
Het is een jongetje van 6 jaar. / Het is een zesjarig meisje.
C'est un petit garçon / une fillette de six ans.
Hij is 1,10 m groot en vrij dik. / Ze is klein en dun.
Il mesure 1,10 m et est assez gros. / Elle est petite et toute fine.
Hij heeft zeer kort, blond haar en blauwe ogen.
Il a les cheveux blonds très courts et les yeux bleus.
Ze heeft lang, bruin krulhaar en groene ogen.
Elle a de longs cheveux châtains bouclés et des yeux verts.
Ze heeft een paardestaart en draagt oorringen.
Elle a une queue de cheval et porte des boucles d'oreille.
Hij draagt een bril en een beugel.
Il porte des lunettes et il a un appareil dentaire.
Ze heeft een blauwe rok met bloempjes aan, een roze t-shirt, een groene trui en sandalen van echt leer.
Elle porte une jupe bleue à fleurs, un t-shirt rose, un gilet vert et des sandales en cuir naturel.
Hij draagt een jeansbroek, een rode trui, een gele pet en hij heeft sportschoenen aan.
Il est habillé d'un jeans, d'un pull rouge, d'une casquette jaune et il porte des chaussures de sport.
print

Publié dans neerlandais

Pour être informé des derniers articles, inscrivez vous :
Commenter cet article